Teambazen zijn het met elkaar eens: Formule 1-stoeltje valt niet meer te kopen

De teambazen zijn het erover eens dat het tijdperk van pay driver voorbij is. In het recente verleden was het voor diegenen met diepe zakken mogelijk om een plekje als Formule 1-coureur te bemachtigen. Echter, sinds de invoering van het superlicentiesysteem is dat niet meer het geval. Naast aanzienlijke financiële middelen moeten coureurs nu ook resultaten in lagere raceklassen laten zien om hun vaardigheden te bewijzen.

In tegenstelling tot vroeger volstaan miljoenen niet meer om een stoeltje in de Formule 1 te verwerven. Coureurs moeten nu veertig punten behalen in de opstapklassen om in aanmerking te komen voor een superlicentie. Dit heeft de drempel naar de top van de autosport aanzienlijk verhoogd. Bovendien is het voor Formule 1-teams niet langer essentieel om rijke rijders aan boord te hebben, aangezien sponsoren nu in overvloed beschikbaar zijn.

James Vowles, teambaas van Williams, beschouwt deze ontwikkeling als positief voor de Formule 1. Hij benadrukt dat het nu draait om snelheid en prestaties, in plaats van alleen financiële middelen. Teams zijn meer gericht op het verslaan van hun concurrenten en halen hun inkomsten voornamelijk uit het constructeurskampioenschap. 'Het gaat nu niet meer om onder aan de streep de miljoenen te hebben, want die komen nu uit de stand van het constructeurskampioenschap en door sneller dan je tegenstanders te zijn. Dat is, denk ik, een grote stap voor de sport', aldus Vowles bij Motorsport.com.

Andere teambazen sluiten zich aan

Franz Tost, teambaas van AlphaTauri, en Guenther Steiner, teambaas van Haas, zijn het eens met deze verschuiving. 'De pay driver is niet de snelste en de FIA heeft met het superlicentiesysteem dit concept gestopt', vertelt Tost. Steiner wijst erop dat de Formule 1 nu op de juiste weg is, met tien financieel stabiele teams die niet langer afhankelijk zijn van coureurs met diepe zakken. 'Dat betekent dat de Formule 1 op de goede weg is', aldus de Italiaan.