Het duurde een jaar langer dan gewild, maar 5 september is de dag: de Grand Prix van Nederland wordt voor het eerst sinds 1985 weer verreden. De Formule 1-coureurs trotseren Zandvoort, een circuit vol historie. Maar wat is die historie precies? F1Maximaal duikt de geschiedenisboeken in van een wel heel bijzonder circuit.
Voor de allerdiepste wortels van het circuit in de duinen gaan we terug naar 1930, toen er al plannen waren om te racen in en om Zandvoort. In 1939 werd er ook daadwerkelijk voor het eerst gereden, maar dat was op een stratencircuit dat in feite nog niets te maken had met het circuit zoals we dat nu kennen. De Tweede Wereldoorlog bestond en juist dat bleek een catalysator om wél een permanente baan te bouwen in de duinen. Hoewel nooit officieel bevestigd zou de burgemeester van Zandvoort een deal met de Duitsers hebben gesloten: jullie een brede paradeweg dwars door de stad, wij een racecircuit.
Dat circuit kwam er pas in 1948 en niet tijdens de oorlog zelf. Nog datzelfde jaar werd er al de eerste Grand Prix verreden. Niet in het kader van de Formule 1, die kwam er pas in 1950, maar wel al als race op de officiële Grand Prix-kalender, wat toen nog de koningsklasse van de autosport was. Prince Bira, die oprecht een Thaise prins was, won dat jaar de race.
Uitgestrekt Circuit Zandvoort in jaren 50
In 1952 werd Zandvoort voor het eerst opgenomen op de Formule 1-kalender om tot 1985 niet meer te verdwijnen. Oké, in 1954, 1956 en 1957 liet de raceklasse Nederland incidenteel links liggen, maar de Hollandse duinen waren doorgaans vaste prik in het Formule 1-seizoen. De lay-out verschilde overigens totaal ten opzichte van hoe de baan er nu bij ligt. Het stuk wat nu tussen het Scheivlak en de Arie Luyendykbocht ligt, bestond in de vijftiger jaren nog niet. Wat nu een vrij technische combinatie van smalle bochtjes is, was toen nog een uitgerekt stuk met vooral flauwere bochten.
In de meeste gevallen werd de Nederlandse Grand Prix in de jaren vijftig en zestig aan het begin van het seizoen verreden, uitzonderingen daargelaten. Grote namen wisten te winnen op Zandvoort. Denk daarbij aan Alberto Ascari (1952 & 1953), Juan Manuel Fangio (1955), Jack Brabham (1960 & 1966) en Jackie Stewart (1968 & 1969). De meest succesvolle coureur tot op heden is echter Jim Clark, die in de jaren zestig vier keer won op Zandvoort.
Eén van zijn beste Nederlandse races won hij echter niet. In 1966 werd Clark 'slechts' derde, maar de manier waarop dat gebeurde was ronduit bijzonder te noemen. Het gevecht om de leiding tussen Clark, Brabham, Graham Hill en Denny Hulme was de ultieme titanenstrijd en Clark was degene die aan het langste einde trok. In de 27e van de in totaal 90 verreden ronden pakte de Schot al de leiding over, maar met nog een doorkomst of vijftien te gaan ging zijn radiator roken. Er bleek een waterpomp stuk en tot twee keer aan toe moest er water bijgevuld worden. Ondanks dat forse tijdsverlies was Clarks voorsprong dusdanig groot, dat hij alsnog derde kon worden.
Zandvoort was in de beginjaren een echt rijderscircuit waar vrijwel alleen de crême de la crême van de autosport kon winnen. Onder coureurs was de uitdagende baan ook erg populair, maar dat sloeg aan het begin van de jaren zeventig totaal om na een serie heftige crashes. Zandvoort was te gevaarlijk geworden en een donkere periode diende zich aan. Die periode behandelen we in het tweede deel van dit drieluik, volgende week zondag.
Plaats reactie
0 reacties
Je bekijkt nu de reacties waarvoor je een notificatie hebt ontvangen, wil je alle reacties bij dit artikel zien, klik dan op onderstaande knop.
Bekijk alle reacties