Alles went, en zo ook de reis van en naar het circuit. Eerst was het aftasten, zoeken en plannen, en op dag drie weet je welke metro je moet hebben, waar je overstapt en hoe je zo snel mogelijk op het circuit komt. De zenuwen waren vandaag dusdanig weg dat ik ’s ochtends zelfs een croissantje en een kop koffie kon halen op het station in Montmeló. Zo rustig als ik aan de dag begon, zo rustig bleef de dag eigenlijk ook. Enkele geplande afspraken vielen in het water, maar er kwam er onverwachts ook weer een bij. Na drie lange dagen verwelkom ik de rust en weet ik ook dat ik morgen weer naar een andere realiteit terugvlieg.
Ik was te laat vanochtend. Ik geef het meteen maar even toe. Mijn metro sloeg een rondje over, waarna ik mijn aansluiting van de trein miste. Dat betekende dat ik wederom een half uur stond te wachten op dat kleine busje dat mij een dag eerder al naar het circuit had gebracht. Toen ik het circuit opliep, hoorde ik de motoren al. Het scheelde vijf minuutjes, dus een vreselijke ramp was het niet, maar toch zonde dat het Spaanse openbaar vervoer mij op de laatste dag tóch in de steek gelaten heeft. En de relatie was zo goed..
Het was in het mediacentrum rustiger dan de dagen ervoor. Het was er minder rumoerig, er zaten minder mensen en de initiële spanning van de woensdag en donderdag leek weggeëbd. Woensdag was het het debuut van de 2022-bolides dat men bezighield, logisch. Donderdag was het Rusland-Oekraïne, ook logisch. Vrijdag was er eigenlijk niet echt een overkoepelend thema voor de zaal, behalve dan het vooruitzicht dat er na een hele lange week weer een paar dagen rust aan zaten te komen. Het tempo lag duidelijk lager.
Stilte in de paddock
Ik had mij voorgenomen om op de laatste dag het een en ander aan verkenningsmissies te doen in de paddock, na gisteren al succesvol contact te leggen met Pirelli. Ik kreeg voorafgaand aan het weekend van de persofficiers van Alfa Romeo en AlphaTauri positieve reacties op twee mails. Er werd mij verzocht om op het circuit maar even een appje te sturen zodat er kennis kon worden gemaakt. Vroeg in de ochtend gingen bij mij de appjes eruit, geen gehoor.. Er is dit weekend natuurlijk ontzettend veel gebeurd, met de oorlog in Oost-Europa, en alle gevolgen van dien.
Dat zal voor de communicatie-afdelingen van de teams vast en zeker betekend hebben dat ze hun handen vol hadden dit weekend. Ik neem ze dan ook totaal niets kwalijk (al had ik als kopje voor deze alinea’s een milliseconde in gedachten: geen persvoorlichters, maar persoplichters; alles met een knipoog, natuurlijk). Die plannen vielen dus in het water, maar een van mijn contacten bij ExxonMobil, de brandstofleverancier van Red Bull Racing, was ook op het circuit, en had wel even tijd om bij te praten, maar wel onder voorwaarde dat het wat informeel bleef.
Die contacten onderhouden, dat hoort er uiteraard allemaal bij. Zodoende liep ik naar beneden, naar de paddock, en stond ik een kwartiertje met de vrolijke Brit en zijn vervanger, een kleinere dame die aan haar accent te horen van Ierse of Schotse afkomst was. Welke van de twee is het? Ik zou het je niet durven zeggen. Hij had haar meegenomen omdat hijzelf wel klaar was met de Formule 1 na vier jaar rondreizen. Of was het zijn vriendin die er klaar mee was? Hij benoemde haar in ieder geval wel even als een van de redenen, en lachte er vervolgens smakelijk om. Het lijkt er dus op dat ik mijn contact binnen de brandstofleverancier behoud. Ik noem het een goede move om dus toch nog even naar beneden te lopen voor een informeel gesprekje.
De bijenkorf
Zie het een beetje als volgt: het mediacentrum is een grote zaal waar alle journalisten zich bevinden, groot en klein, jong en oud, ervaren en onervaren. Je hebt er lange tafels met stopcontacten en benodigdheden voor geluidsmateriaal, en schermen waarop je kan zien wat er op het asfalt gebeurt. Technisch gezien zou je het dus net zo goed op tv kunnen volgen. Om een race live te zien, hoef je hier niet te gaan zitten. Het toffe is wel dat je uitzicht hebt op de startgrid, dus die eerste twee seconden krijg je wél nog live mee. Daarna schieten de auto’s elke ronde zó snel langs dat je ze eigenlijk nauwelijks ziet.
Hoe dan ook, dat mediacentrum vormt je kantoor voor de week, of doorgaans het weekend. Ik vergelijk het graag met een bijenkorf. Het is de uitvalsbasis waar je tas staat, je eten en water, en je laptop. Vanuit hier zie je steeds journalisten van hun plek schieten en richting de paddock lopen met boekjes en pennen in de hand. Zelf heb ik overigens instinctief ook zo'n boekje gekocht, maar met een Nederlands tintje. Hoe dan ook, die journalisten verplaatsen zich richting een van de hospitality units en duiken er naar binnen, of ontmoeten iemand vóór een van de gebouwen. Daar wordt informatie uitgewisseld tussen bronnen en journalisten, die vervolgens mee teruggenomen wordt naar het mediacentrum. Als honingbijen die rollen spelen in het vullen van een enorme mediahoningraat, zo voelt het een beetje.
Iedereen heeft zijn eigen bronnen en iedereen draagt zo op zijn of haar eigen manier zijn of haar steentje bij. Het is een mooi systeem, maar wel een systeem dat vraagt om toewijding en doorzettingsvermogen. Kom je een keertje langs? Leuk, maar niet enorm effectief. De bronnen die de meeste mensen hebben die hier tijdelijk hun kantoorruimte van maken (er zitten er zelfs een paar tussen die draagbare schermen aan hun laptopscherm klikken), die verkrijg je over tijd, en moet je jarenlang cultiveren.
De voorwaarde
Je moet er elk weekend staan, je moet er altijd zijn, je moet altijd aanspreekbaar zijn en altijd te zien zijn. Voor de echte passievolle journalist is dat een zeer dankbaar mechanisme, maar het legt de drempel tot toetreden heel erg hoog. Het is namelijk niet goedkoop om elk jaar de wereld maar rond te blijven reizen, en je hebt veel van dat soort bronnen nodig om voldoende impact te kunnen maken om dit op eigen houtje rendabel te maken. Dat kost jaren, en dat is terug te zien in het mediacentrum. Je ziet er gezichten waarvan je weet dat ze drie, vierhonderd Grands Prix achter de kiezen hebben.
Maar je ziet er ook jonge gezichten. Die bieden dat kleine beetje hoop voor een jonge journalist, zoals ikzelf. Jonge gezichten die met hun neus in de honing gevallen zijn, zoals ikzelf. Die ooit die kans geboden zijn om dat avontuur wél aan te gaan, en die kans met beide handen aangrepen. Je ziet ze lachen en overleggen, met generatiegenoten, maar ook met de oude garde. Ik zou liegen als ik zou zeggen dat ik niet een beetje jaloers was, maar misschien ben ik wel een geboren pionier. Misschien biedt het juist wel de ultieme voldoening wanneer je het helemaal zelf opbouwt, zoals ik al jaren probeer. Misschien dat nieuwkomers over veertig jaar in het mediacentrum dan een blog over jóú schrijven. Weten doe ik het niet, maar misschien kom ik er ooit nog achter.
Tot aan Imola sta ik in ieder geval sowieso figuurlijk nog aan de grond, dat is de realiteit waar ik weer naar terugvlieg. Even weg van de drukte en commotie die ik de afgelopen drie dagen ervaren heb, daar kijk ik wel naar uit. Ik weet echter dat zodra ik weer uitgerust ben, het alweer begint te kriebelen om terug te komen. Zo leef ik als Formule 1-redacteur van race tot race, hoop ik in de Grand Prix-weekenden ervaring op te doen als ik er ben, en als ik er niet ben blijf ik aan teams, teambazen, coureurs en andere interessante partijen trekken totdat ik beet heb. Ik doe het voor mezelf, maar ik doe het ook zeker voor jullie. Zoveel mag na een lange en slopende F1-week in Spanje wel duidelijk zijn.
Super dat jullie deze week met mij meegelezen hebben! Volg je me al op Twitter?
Door: Christian Moerman | Twitter: @ChristianMoerm1
Plaats reactie
0 reacties
Je bekijkt nu de reacties waarvoor je een notificatie hebt ontvangen, wil je alle reacties bij dit artikel zien, klik dan op onderstaande knop.
Bekijk alle reacties